Ise (18): “Mijn zus en ik hebben thuis altijd een kamer gedeeld. Het was daardoor vaak ‘wij tegen de rest’. Met mijn vriendinnen heb ik het over jongens en uitgaan. Met mijn zus ook wel, maar met haar kan ik sneller serieuzere gesprekken hebben, we praatten vroeger s’avonds nog lang door als het licht al uit was… Wanneer we samen zijn, hebben we nu nog steeds vaak onderonsjes.”
“Tijdens zo’n onderonsje is de rest van de mensen ‘out of the picture’, zij zijn dan alleen nog aanwezig om grapjes over te maken. De vriend van mijn zus kan ons soms met grote ogen aankijken. Hij vraagt zich wel eens hardop af wat hier nou gebeurde als we na één blik keihard in de lach schieten.”
“Zo’n kamer delen is niet alleen maar leuk. Ik kon zó gefrustreerd raken als ze aan mijn spullen zat. Ze jatte echt altijd alles, en dan loog ze daarover. Ze kon aan mijn make up zitten en mijn kleren dragen, en dat keihard ontkennen. Maar ik moet er wel bij vertellen dat ik standaard een teringzooi van onze kamer maakte, daar baalde zij dan weer enorm van. Verder is het natuurlijk soms lastig als je niet echt een eigen plekje hebt om je terug te trekken.”
“Waarschijnlijk was ik een standaardpuber; niet boos. Volgens mij begon ik op mijn 15e met alcohol drinken en dit ging ook eigenlijk meteen gigantisch fout. Ik ben nog nooit zo dronken geweest als toen. Ik loog wel eens over waar ik was en natuurlijk ook met wie ik was. Ik kon, zoals elke puber, soms helemaal gek worden van mijn ouders. Ik had wel eens ruzie met ze, omdat ik ongeveer altijd later thuis kwam dan was afgesproken.”
“Mijn opvoeding was, zoals een gezondheidswetenschapper zou zeggen, autoritatief. Dit houdt in dat de opvoeding democratisch was en ik zelf dus veel inspraak had. We hadden vaak gezonde discussies waardoor ik me gezien en gehoord voelde. Ik was, en ben natuurlijk, het middelste kind bij ons thuis. Hierdoor kon ik goed afkijken bij Luna. Ik wist wat ik beter niet kon doen of zeggen. Ik hield me bij discussies op de achtergrond omdat ik kon zien wat er gebeurde als ik mijn mond open zou trekken.”
“Mijn tijd op het CGU (Christelijk Gymnasiums Utrecht, TS) was positief. Nu ik studeer merk ik wel dat de werkdruk die ik had op de middelbare school niet gezond was. Elke week toetsen, presentaties of projecten zorgden voor een soort constante stress waardoor ik vaak moe en futloos werd. Je moest elke dag vroeg opstaan, kwam pas laat thuis en moest dan vervolgens nog huiswerk maken, werken of sporten. Ik ben blij dat dat voorbij is. Wat ik wel mis is het constant met mijn vriendinnen zijn, elke pauze lekker kunnen kletsen en vervolgens met z’n allen naar huis fietsen.”
“Doordat ik een oudere zus heb, baseerde ik vaak mijn mening op die van haar. Pas later vormde ik meer mijn eigen mening. Die kon ik zeker sterk uiten, vooral op school. Maar alleen als ik 100% zeker wist dat wat ik zei, klopte. Ongelijkheid, hier kan ik echt hééél kwaad van worden. En dan zowel racisme, als LHBTQI+, als vrouwenrechten. Ik vind dat iedereen gelijk behandelt moet worden en snap oprecht niet hoe mensen hier anders over kunnen denken.”
“Hoewel corona veel impact heeft gehad op de laatste jaren van mijn middelbare school, zie ik die tijd alsnog als een erg mooie en memorabele periode. Op de uni, ik woon nu op kamers, was het wel ietsjes anders. De avonden waren leeg en saai en toen de uni dicht was, was het wel redelijk demotiverend werken. Het niet sporten, niet uit gaan en geen leuke activiteiten kunnen ondernemen buitens huis viel wel zwaarder omdat je veel meer alleen bent.”
“Mijn verwachting van de toekomst is flexibel. Ik weet wat ik niet wil: te vroeg huisje, boompje, beestje, saaie baan. Ik wil rondreizen, verschillende banen hebben, kinderen adopteren en echt genieten van het leven. Als ik dit doe in Frankrijk dan doe ik dat, heb ik het geweldig in Nederland dan blijf ik hier. Als ik maar tevreden ben met de manier waarop ik leef en zin heb om op te staan in de ochtend.”